
Wet op de jeugdzorg
Artikel 37
1
Onze Ministers verstrekken aan de provincies jaarlijks:
a
een uitkering ten behoeve van de door de stichting ingevolge deze wet uit te voeren taken, ten behoeve van de vertrouwenspersoon voor de cliënten van de stichting, ten behoeve van de uitvoering van experimenten of de steunfunctie met betrekking tot de stichting, en
b
een uitkering ten behoeve van de door zorgaanbieders verleende jeugdzorg waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat, ten behoeve van de vertrouwenspersoon voor de cliënten van de zorgaanbieders, ten behoeve van de uitvoering van experimenten of de steunfunctie met betrekking tot deze jeugdzorg, ten behoeve van cliëntenorganisaties, ten behoeve van het verwerken van gegevens, bedoeld in artikel 43, en het verstrekken van gegevens, bedoeld in artikel 44, eerste lid.
2
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen andere dan de in het eerste lid, onder b, bedoelde activiteiten op het terrein van de jeugdzorg worden aangewezen, waarvoor de uitkering, bedoeld in het eerste lid, onder b, kan worden aangewend.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.